Boekbespreking "De verweesde school" van Jan Dirk Imelman en Jos de Mönnink door bestuurslid Hans de Deckere

De verweesde school

Jan Dirk Imelman en Jos de  Mönnink

Kritiek op  de school, het onderwijs, is van alle tijden. De auteurs hebben het gehele onderwijs op het oog en richten zich  in hun actuele analyse vooral op het gebrek aan pedagogische verantwoordelijkheid door politici als vertegenwoordigers van de samenleving. Uit interviews, door de auteurs afgenomen bij vertegenwoordigers van geloofsrichtingen en representanten van opvattingen over cultuurfilosofie, de samenleving en het onderwijs, zoeken de auteurs naar onderbouwing van hun opvattingen over artikel 23 van de Grondwet. Uit de beschrijving van maatschappelijke verschijnselen blijkt hun betrokkenheid en ideaal: uit naam van de algemene vorming dient de vrijheid van onderwijs in ere gehouden te worden; uit naam van de vrijheid van onderwijs dient de algemene vorming opnieuw leven ingeblazen te worden.

Door de gekozen opzet en werkwijze geeft de informatie een brede kijk op de samenleving in relatie tot onderwijs, de auteurs leggen de vinger op de negatieve effecten van het de samenleving doordrenkende neoliberale marktdenken. In het onderwijs zich o.a. manifesterend in een doorgeslagen efficiëntie en rendementsdenken. In het eerste deel van het boek wordt de lezer ingeleid in theoretische grondslagen van wat in de ogen van de auteurs het belangrijkste doel van onderwijs is: het faciliteren van algemene vorming. Dit doel vraagt van de school en de professionals die hier werken een attitude en vaardigheden om kritisch denken bij hun leerlingen en studenten te optimaliseren. Hierbij is veel aandacht voor het ontwikkelen van inzicht, in vooronderstellingen van geloof, kennis en waarheid en tolerantie. Het onderwijs tracht mondigheid op te roepen, hierbij hoort kritisch denken en verantwoordelijkheid nemen. Dit is essentieel voor mondige volwassenheid. Kennis is in ieders persoonlijk leven altijd verpakt in betekenis, dus waarde geladen. De strijd tussen kennis en geloof is heilloos wanneer ze gevoerd wordt tussen mensen die menen dat religieus geloof het enige is wat uiteindelijk telt en mensen die menen dat kennis het enige is wat uiteindelijk telt.

Vormend onderwijs kan voorbereiden op het herkennen van ficties en drogredenen en veronzekeren. Het onderwijs heeft zich echter de laatste halve eeuw in toenemende mate bewogen richting het leerling-gericht begeleiden van subjectief kennis creërende leerlingen. Dit onder invloed o.a. sociaal-constructivistische leerpsychologiën. In de samenleving is sprake van een cultuur waarin het individualisme hoogtij voert. Een gevolg hiervan kan zijn dat mensen hun identiteit niet meer onder kritiek willen laten stellen.

Wie kennis en inzicht heeft draagt verantwoordelijkheid. Het weten voedt geweten. Het is een zwaktebod als mensen zich verschuilen achter hun identiteit en daardoor verantwoordelijkheid ontlopen.

Imelman stelt zeer terecht dat in de huidige cultuur, met daarin een ogenschijnlijk open ruimte via o.a social media, de persoonlijke identiteit bevestigd wordt door datgene wat de mensen willen leren, horen en kijken. Hetgeen door algoritmen en metadata wordt voorgekookt. Het eigen gelijk wordt steeds bevestigd. 

Zien we ons eigen denken en handelen kritisch onder ogen, dan komt onzekerheid om de hoek. Hierdoor worden we ontvankelijk voor andere inzichten. Dit is volgens Imelman de hoofdtaak van het onderwijs: rationeel denken en handelen bevorderen, ingebed in reversibele tolerantie. Verantwoordelijkheid hangt aan wat mensen denken en niet aan wat ze zijn. Interessant is de praktijkleer van de bildungsfilosoof Josef Derbolav. Het onderwijs wordt door hem gepositioneerd in een indeling in elf maatschappelijke praktijkvelden. Dit geeft een schema dat weliswaar geen recht doet aan de complexiteit van de samenleving, maar o.a helderheid biedt over de bijzondere positie en verhouding van politiek en onderwijs. De politiek heeft de taak het algemeen belang te bewaken. De overheid heeft echter, vanuit het neoliberale denken, versplintering van het algemeen belang bevorderd vanuit ideeën rondom marktwerking en deregulering. Voorbeelden hiervan zijn te over, denk aan de problemen in de jeugdzorg en het rendementsdenken in HBO en WO.

De school valt onder de pedagogische verantwoordelijkheid van de samenleving, vastgelegd in de Grondwet en tal van wetten betreffende het onderwijs. 

Imelman vindt dat het bijzonder onderwijs betere papieren heeft dan het openbaar onderwijs als het gaat om de pedagogische uitgangssituatie en dat docenten in het bijzonder onderwijs wellicht vanuit het levensbeschouwelijk perspectief waarin zij leven, en het beseft hiervan, adequater zouden kunnen reflecteren op wat geloven en kennen inhoudt. Zij zouden de personen-in-wording het veilige, vertrouwde “wij -gevoel” leren te relativeren.

Mijns inziens zijn bij deze opvatting kanttekeningen te plaatsen ten faveure van het openbaar onderwijs. Een interessant aangrijpingspunt voor een dialoog tussen professionals/ docenten/ pedagogen. 

Ten volle onderschrijf ik de aandacht die Imelman heeft voor het in toenemende mate beroven van docenten van hun onderwijzerschap en hen te degraderen tot “begeleider van leerprocessen”.

De invoering van de Mammoetwet was de start voor erodering van de inhoud van het onderwijs door steeds meer gepersonaliseerde leerplannen mogelijk te maken. De invoering van het vak burgerschap is volgens Imelman een surrogaat-oplossing voor het eigenlijke doel van algemene vorming: ontwikkelen van kritisch oordeelsvermogen, zelfdenkzaamheid en mondigheid. 

Er zou beter periodiek een cultuurpedagogische discussie kunnen worden gevoerd tussen discussianten die deskundig zijn op de terreinen waar de argumenten gelden: maatschappelijk, filosofisch/kennistheoretisch, ontwikkelings- en leerpsychologisch en didactisch. De uitkomsten van deze discussie zouden de contouren kunnen vormen van wat nieuwe generaties moeten leren. 

In het tweede deel van het boek treft men interviews en verhandelingen aan over economie, natuur en techniek, zorg, onderwijs, wetenschap en godsdienst. Er zijn vijf deskundigen van uiteenlopende religieuze herkomst die aan dit deel van het boek hebben meegewerkt. Het zou de opvattingen van de deskundigen tekort doen om in het korte bestek van deze boekbespreking hun opvattingen trachten weer te geven. Hoe de keuze van de deskundigen tot stand is gekomen wordt niet meegedeeld. De interviews met en de bijdrage van de deskundigen op het terrein van economie, natuur en techniek, zorg, onderwijs, politiek en wetenschap leveren analyses en inzichten op voor de ideeën van Imelman, De Mönnink en Kat over mondigheid, algemene vorming en algemeen belang. Een paar opvallende observaties:

-         Ecologisering is noodzakelijk, de educatieve praktijk zal haar horizon moeten verbreden.

-         Een gevolg van digitale communicatie is vervreemding. Er is sprake van ontlijving van ons bestaan. Aandacht is nodig voor bevorderen van brede en veelzijdige vorming om digitaal verkregen informatie te kunnen bedden en te kunnen begrijpen in een omvattender verband.

-         Globalisering en het neoliberale denken hebben inmiddels grote tegenstellingen gecreëerd, met de calculerende burger als gevolg. Het populisme als illustratie van de sociaal-culturele kloof tussen arm en rijk, en tussen hoog - en laagopgeleiden.

-         Ongebreideld individualisme en ongebreidelde marktwerking 

-         Het bildungsidee is vervangen door het steeds centraler stellen van het lerende kind. Algemene en fundamentele pedagogiek is nagenoeg verdwenen uit de pabo en de lerarenopleidingen.

Imelman, de Mönnink en  Kat zetten voorstellen en kritiekpunten op een rij die in een samenspraak tussen vertegenwoordigers van de pedagogische professie en politiek zou kunnen leiden tot o.a :

-herziening van de opleidingen op zo’n manier dat de aanstaande docenten hun professie leren te zien als dienstbaar aan kind en cultuur

-herstel van de pedagogiek als “hybride” praktijktheorie: de klassieke interdisciplinaire constellatie van filosofie, sociologie, psychologie en didactiek.

-herstel van de “knip” van wat een kleuter aan spel en wat een schoolrijp kind aan leren vraagt

-een relativering van “passend onderwijs” ten bate van speciaal onderwijs

-een wijziging van het nationale onderwijssysteem in de richting van het “lager” ambachtelijk onderwijs

-het beperken van wildgroei aan “specialismen” in mbo, hbo en wo

-meer adequate eisen inzake de aansluiting tussen deze onderwijsniveaus

-het verlaten van het principe van outputfinanciering en het aan banden leggen van het vermarkten van het onderwijs.

De gesprekken met de vijf deskundigen van uiteenlopende religieuze herkomst geven een verrassend palet van opvattingen weer. In de opvatting van de islamoloog Berger is geloof een bepalende factor in de leefwerelden van gelovige mensen. Begrip voor elkaar is volgens hem alleen maar te bereiken op een pedagogische wijze: confronteer opgroeiende generaties met elkaars godsdienstige preoccupaties op zo’n manier dat er wederzijds begrip ontstaat voor elkaars gevoeligheden en de betrekkelijkheid van de eigen preoccupaties worden ingezien.

 Volgens Imelman, De Mönnink en Kat doet zich in klassen met gelovige kinderen, adolescenten en jongvolwassenen een rijkdom aan pedagogische mogelijkheden voor die het vertrekpunt zouden kunnen vormen voor het verkrijgen van inzicht in wat geloven en weten is, wat wetenschap en geloof aan grenzen kennen en hoe je ook bij het ervaren van je eigen identiteit een kanttekening kunt plaatsen.

De wens van Imelman, De Mönnink en Kat is dat uit naam van de algemene vorming de vrijheid van onderwijs in ere gehouden moet worden ; uit naam van de vrijheid van onderwijs dient de algemene vorming opnieuw leven ingeblazen te worden. Een wens waarbij m.i. vanuit kringen van openbaar onderwijs op af valt te dingen en die aanleiding is voor kritische reflectie.


J.E.L.( Hans) de Deckere,  ( deckere@zeelandnet.nl) is gepensioneerd. Hans was werkzaam in basis-, speciaal-, beroeps- en voortgezet onderwijs. Hij was als opleidingsmanager 25 jaar werkzaam bij het Seminarium voor Orthopedagogiek. Hij is bestuurslid van de VBSP.